lang werkte hij onder zijn „lieve wilden,” zooals hij ze noemde. Hij zelf liep soms gevaar om opgegeten te worden, en meer dan eens hadden de wilden het plan hem als hoofdgerecht voor een feestmaal te braden. Maar hij kwam er telkens gelukkig af. Toen de wilden eindelijk inzagen, dat hij enkel en alleen leefde voor hun geluk, dat hij hen als zijn kinderen beminde, begonnen zij ook veel van hem te houden. Honderden, ja duizenden van die vreeselijke kannibalen bekeerde hij tot het Christendom. Daar hij vooral werkte in het Engelsch gedeelte van het eiland, had hij dikwijls met de Engelsche ambtenaren te doen. Al spoedig waren ook dezen vol bewondering en hoogachting voor den heiligen en moedigen missionaris. Als er twist ontstond tusschen de blanken en de zwarten en deze laatsten reeds gereed stonden om tot oproer over te slaan, behoefde hij maar zijn vaan van het H. Hart van Jezus op te steken, en terstond was de vrede hersteld. In een plechtige algemeene vergadering kozen de wilden hem met algemeene stemmen tot hun opperhoofd, en de strijdbijl, die zij zoo dikwijls in den grond verborgen hadden, werd aan hem uitgeleverd. In alle dorpen die hem gehoorzaamden, plaatste hij de vaan van het H. Hart van Jezus, en de Engelschen bewezen haar de militaire eer. En toen er een nieuw dorp gesticht werd, kreeg het den naam van ,Jesu Baibua,” dat wil zeggen: „de vrede van Jezus.”

Zoo maakte de ware godsdienst een einde aan het eeuwige vechten en de gruwelijke wreedheden onder dit wilde volk.

SPREUK.

Gelukkig-zifn is zeer begeerlijk,

Geiukkig-maken dubbel heerlijk.