en nauwer vriendschap met den braven Pastoor en kreeg van hem raad, troost en aansporing om braaf en deugdzaam te blijven leven.

Zooals in de eerste vacantie, zoo deed Karei ook in de tweede en volgende, die hij altijd trouw in zijn geboortedorp kwam doorbrengen.

Zoo ging het jaar-in jaar-uit, totdat Karei op zekeren avond met opgewekt gelaat bij zijn oom binnenkwam. Verheugd kwam de boer zijn neef tegemoet en heette hem hartelijk welkom. Karei gaf zijn oom het diploma van zijn Eind-examen en ontving daarvoor diens welgemeende gelukwenschen. Op hetzelfde oogenblik kwam ook de oude Marianne binnen. Toen ze haar pleegkind, zoo tot een man opgegroeid, weerzag en hem moederlijk de hand gaf en gelukwenschte, kon ze haar tranen niet meer bedwingen Beide ouden konden van blijdschap bijna geen woord uitbrengen en het duurde lang voordat oom het verslag uit het enveloppe kon nemen en het ontvouwd had. Ja, inderdaad, het examen was schitterender uitgevallen dan hij ooit had kunnen droomen! Hij kon niet nalaten het voortdurend weder te bekijken en Marianne dan op dit dan op dat opmerkzaam te maken. Ook den volgenden dag was de boer nog overgelukkig. Marianne daarentegen kon zich zoo zeer niet verheugen, want ze zag bekommerd de toekomst tegemoet. Hetgeen ze daarin zag, waren geen ijdele veronderstellingen, maat ’t kwam weldra op een vreeselijke wijze uit.

Na eenigen tijd sloeg oom zijn neef voor met hem naar Utrecht te reizen; hij had zich nl. voorgenomen hem daar in de rechten te laten studeeren. Karei verklaarde zijn oom echter heel kalm en bescheiden, dat hij onmogelijk in de rechten zou kunnen studeeren, maar dat hij zich geroepen gevoelde tot het missionarisleven. Hij smeekte zijn oom die heilige roeping te zegenen en hem zijn toestemming daartoe te verleenen.

Oom werd bleek van toorn ; hij sidderde over al zijn lede-