Eindelijk stapten ze weer op en kwamen tegen den avond in Wia. Lutéte’s vader was trotsch op z’n zoon, die zoo groot geworden was en zich zoo knap wist voor te doen. In een royale liet hij een varken slachten,' waarop Lutéte z’n vroegere kameraden mocht tracteeren, en Pietje kreeg twee kippen om met z’n moeder feest te vieren.

Twee waren er toen in Wia, die hun geluk niet op konden. En terwijl de mannen van Wia buiten muziek maakten en zongen ter eere van Lutéte en Pietje, zat deze met z’n moeder in de hut te praten en te vertellen zonder einde. En samen bedankten ze den goeden God, die alles zoo wel beschikt had.

Een week later stond heel de missie op stelten. Er was een vrouw aangekomen met een mand op haar rug die enkel vroeg : „Waar is Pietje ?”

„Pietje? i, i. 1” antwoordde de eerste die ze er naar vroeg. Dat wou zooveel zeggen als : ’k weet het niet en ’k heb geen tijd om daarover na te denken.

Ze kwam bij een tweede : „Waar is Pietje ?”

Deze gaf geen antwoord, maar liet lachend z’n lange witte tanden zien en riep toen dat het klonk : „Pietje, nguaka wizidi! Pietje, je moeder is daar 1” een derde herhaalde dien roep en weldra klonk het in koor door de heele missie heen: „Pietje, nguaka widizi 1”

Zoo werd de moeder met muziek naar de hut gebracht, waar Pietje zich bevond.

Buiten hadden de jongens ’t nog geweldig druk, maar de moeder trok zich van al die herrie niets aan. Ze ging naast haar lieven jongen zitten, haalde bedaard ’n tros bananen en andere lekkernijen uit haar mand, die ze voor hem had meegebracht.

Pietje gaf haar als tegengeschenk’n paar gedroogde visschen, die hij had opgespaard. Samen praatten ze nog ’n half uurtje, waarna ’t bezoek was afgeloopen. De moeder was tevreden.