De Voorzienigheid

Als water en vuur waren zij, ja, (met allen eerbied gezegd) als kat en hond: de Eerw. Pater Thyrsus, missionaris te M’Danga in den Congo en mijnheer Vracque, posthouder terzelfder plaats. Ze lagen altijd overhoop, kibbelden zonder eind over alies en nóg wat, over den regen, over het mooi wper, over de hitte, over den oorlog, over de politiek. Toch waren ze de beste vrienden van de wereld en konden elkander niet missen, zelfs geen vier en twintig uren.

Zoo zaten ze weer eens op een Octobernamiddag vóór het huis van den missionaris, in de schaduw van reusachiige palmen en kibbelden weer, dat het een aard had. Waarover nu twee boezem .. vijanden boomden ? Over iets heel groots, de Voorzienigheid, de goedheid Gods, en de liefde, die Hij zijn schepselen toedraagt.

Mijnheer Vracque, de posthouder, was in ’t geheel geen goddeloos mensch ; hij was christelijk opgevoed en nam de voornaamste plichten van den godsdienst trouw waar. Maar toch een tikje liberale geest nestelde in hem; hij had. wel eena twijfels en die wist hij met een scherpe tong zoo scherp mogelijk op te zetten ais waarheden, waaraan niet te tornen viel. Een heiihelijk zuchtje om P. Thyrsus er

A

6