OPGRAVING DER LICHAMEN.

Slechts met een dun laagje aarde werden de lichamen bedekt. Een moedig Christen, Laurentius Tchen, groef ze op. De wolven hadden al een arm van Paul Tchen weggevreten. Laurentius zuiverde de lichamen en begroef ze op een stuk grond, aan het Seminarie toebehoorend.

„Later,” schreef Mgr. Faurie, „als wij weer in ’t bezit zijn van ons eigendom, en als' het Seminarie weer uit zijne puinen kan verrijzen, zullen wij een grafteeken oprichten voor ieder onzer dierbare martelaren, en onze Seminaristen zullen altijd de herinnering aan hun geloof en hun heldenmoed voor oogen hebben.”

Er is echter meer gebeurd. In 1908 heeft Plus X den martelaar Paul Tchen zalig verklaard, en kort geleden (zie vorig nummer der Annalen) werden zijne overblijfselen plechtig voor de vereering der geloovigen voorgesteld en op een eereplaats neergelegd in de Kapel der H. Kindsheid in de groote Notre Dame van Parijs.

Ziedaar dus, kinderen, wat uw stuivertje vermag I Het heeft aan Paul Tchen, als leerling der H. Kindsheid, het geloof, en aan de H. Kerk een verheerlijkten martelaar geschonken I

„Coudewater"

Rector Zmjsen-

DE WAKKERE ALIANG.

Aliang was een brave Chineesche jongen. Zijn vader was ook christen evenals hij, maar die was erg in z’n godsdienst verflauwd. Op een keer waren ze allebei op een bruiloft in een heidensch gezin, ’t Was Vrijdag en op de rijk voorziene tafel stonden natuurlijk ook vleeschspijzen. Maar telkens als men Aliang de vleeschspijzen aanbood, wees hij ze beleefd maar beslist af. Hij vergenoegde zich uitsluitend met magere gerechten, die er ook in overvloed op tafel stonden. Toen eindelijk ook zijn vader hem aanspoorde om vleesch te eten, sprak de kleine vrijmoedig: „Maar vader, wij zijn christenen en mogen op Vrijdag geen vleesch eten; als wij het toch doen, komen wij in de hel.”

De vader heeft deze dappere woorden van zijn negenjarig zoontje nooit vergeten. In ’t vervolg onderhield hij voortaan beter het gebod der H. Kerk.