A.M.D.G.

Hoe [ezus z’n belofte vervulde.

Er was eens een arme jongen en die wou missionaris worden.

Altijd, ais hij van de missie hoorde, dacht ie: „Kon ik daar ook maar eens heen I” Hij vond het zoo heerlijk, priester en missionaris te zijn, arme heidenen den weg naar den hemel te leeren, arme heiden kindjes te doopen, te vechten tegen den duivel in die streken, waar hij nog zooveel te zeggen heeft.

't Was ’n dappere jongen, die Frits Berker, en bang was hij heelemaal niet.

Maar ze waren thuis arm en hij was de oudste van de 4 kinderen. Vader was mandenmaker en verdiende maar amper genoeg voor z’n huisgezin.

„Als Frits maar groot is, dan krijgen we goede dagen,” zei Vader soms.

Dan lachte Frits wel, maar hij dacht stil: Ik zou toch liever missionaris worden.

Frits moest z’n Plechtige H. Communie doen en zat bij den Pastoor in de voorbereiding.

Daags voor den grooten dag zei de Pastoor: „Kinderen, nu moet je eens goed nadenken, wat je Jezus morgen het eerst zult vragen, als Hij in je hartje komt. Zorgt, dat je itt» vraagt wat goed is voor je ziel en zaligheid, en dan weet ik zeker dat Jezus ’t geven zal.”

Dat was iets voor Frits. Hij hoefde niet lang na te denken, wat hij vragen zou. Dat wist hij al wel drie jaar. ik zal ’t zeker probeeren, dacht ie, maar... aanstonds kwam weer de