op het laatst: „’k Zal er voor zorgen ; je wordt wat je verlangt.”

Frits’ hartje sprong op in z’n boezem. Jezus had het nu beloofd. Hij had wel geen stem gehoord, maar Jezus had in z’n hartje gesproken zoo duidelijk als het maar kon. Maar hoe zou ’t gaan? Dat was de vraag, die Frits zich voortdurend stelde.

Toen hij op z’n Communiedag met z’n Moe alleen was, vertelde hij haar de heele geschiedenis.

„En nu weet ik zeker, dat ik missionaris zal worden,” besloot hij, „er kan gebeuren wat wil.”

„’k Zou er toch maar niet te vast op rekenen, Frits,” zei moeder goedig,] „’t zou je anders te veel tegen kunnen vallen.”

„U wilt toch wel, hé Moe ?”

„Niets liever, dat weet je wel. Maar Vader is er ook nog. En je weet wel, hoe slecht we er voor zitten.”

j,Zal y eens met Vader er over praten moe ?”

Uit den Kindsheidoptocht te Beek bij Breda.