Een ongelukkige en toch gelukkige Nijlpaardenjacht.

Een missionaris, die in Midden-Afrika werkzaam is, vertelt ons de volgende avontuurlijke geschiedenis.

Laatst kwam ik in een dorp, dat ik sinds eenigen tijd bezoek om er onderrichting te geven. Pas was ik er, of de menschen kwamen naar me toe en jammerden van honger. Het was kort vóór den regentijd, de voorraden waren op, en ik geloof wel, dat ze niet veel meer te eten hadden.

„Pater,” zeiden ze, „hier in de nabijheid is een moeras en daarin zitten veel nijlpaarden. Die zijn groot, en als u er een zou kunnen dooden, dan hadden we volop te eten.”

Daarin hadden ze gelijk, want een nijlpaard weegt minstens 2000 a 3000 kilo. Ik liet me overhalen, nam enkele inboorlingen mee, die met speren gewapend waren, en ging naar de plaats waar de nijlpaarden zich ophielden. Ik verwachtte zeker, één of zelfs meer dieren te kunnen schieten en verheugde mij reeds in ’t mooie vooruitzicht, een heel dorp van den hongersnood gered te hebben. Ik hoefde slechts een beetje geluk te hebben, en dat zou me zeker niet ontbreken.

In ’t moeras dreven kleine en groote graseilandjes, waarop wij gingen staan om den buit af te loeren. De negers staken met lange bamboestokken in het water, stieten ook onder Ide eilandjes, want ook daaronder houden de nijlpaarden :zich gaarne op maar alles bleef stil. Ten laatste echter 1 bewoog zich een van de eilandjes en werd een beetje (opgelicht.

i*i:%>Kijk, pater,” riep er een, „daar steekt een kiboko z’n Ikop omhoop om adem te scheppen.”

Kiboko zoo is de naam van het nijlpaard in de taal der \ wilden.