op m’n groote tochten, dat me veilig voert over de smalle bergpaden langs steile hellingen en afgronden.

Vroeger hield ik ’n paard, ’k Was pas uit Europa gekomen met 'n bom geld op zak en twee splinternieuwe paardentuigen. ’k Voelde me rijk als ’n baron en dan op ’n ezel rijden. Neen hoor, daar kon geen spraak van zijn en ik kocht het mooiste paard, dat in heel de buurt te vinden was.

Maar wat kreeg ik gauw ’n boel leergeld te betalen. Meer dan eens rolde ik met m’n klepper de hellingen af, waarbij de prachtige tuigen, die voortdurend vol schimmel zaten, het niet weinig moesten ontgelden. Ze waren gauw verstukt en verteerd en toen ten laatste m’n paard bij zoo’n ongeval ’n poot brak, was ik voorgoed paardrijder af. Ik schafte me toen öezen ezel aan, die heel eenvoudig is opgevoed, zoodat stevige linnen banden en ’n paar sterke kempen koorden hem even goed bevallen als ’n duur tuig, dat ik met het oog op de tegenwoordige prijzen en mijn geldnood niet graag aan zou schaffen. Ik voel me on zoo’n ezelsrug wel niet zoo voornaam als op ’n paard, maar ’k voel er me heel wat veiliger en dat is ook wat waard.

Volgen m’n krulstaartjes 'n Missionaris, die varkentjes fokt, dat vin’ jullie zeker wel vreemd. Nu, dat mag je hebben, maar ik ga stilletjes m’n gang. Veel eten kan ik ze niet geven, maar dat zijn Chineesche varkens ook niet gewoon. Wat de Hollandsche varkens in ’t groot doen, doen de Chineesche in 't klein ; ze eten niet veel, maar ze bedanken er ook voor om groot te worden en veel spek te leveren. Laatst heb ik er eentje gekeeld, dat 70 Pond woog. Ja, heusch zeventig Pond en ’t was ’n reus voor hier. Als ’n varkentje hier 40 a 50 Pond durft wegen, zegt de Chinees, dat het ’n vetterd is en trekt hij eraan, zoodat mijn 70-ponder tot de uitzonderingen behoort, ’n Feestje hoor, als je zoo pas geslacht hebt 1 Alle dagen bloedworst, leverworst, hoofdkaas of carbona en, als er ’n feestdag valt, ’n heerlijk coteletje ! Daar werk je ’t harde maïsbrood mee naar binnen of ’t een cadetje was met aardbeienjam.