schenken snuisterijen in overvloed Pater van Tiel had er in geraden en gezegd, dat Fred maar allerlei blinkends en schitterends mee moest nemen : kralen, bonte schelpen, zakmesjes, schaartjes, kammetjes, schilderijtjes en dan lawaai-dingen : ratels, trompetten, fluiten, alles wat veel geweld maakt er waren mond-harmonica's bij en kleine speeldoozen verder allerlei spelletjes en tollen, van die gonzende met muziek erin leder kreeg iets, groot en klein, jong en oud, allen werden bedacht. ... de manden en kisten schenen onuitputtelijk.. .. Juist was de uitdeeling dan ten laatste aan een eind gekomen, toen het kerkklokje luidde voor den Engel des Heeren en bij dat geluid knielden allen neder en baden eerbiedig de Groetenis tot de H. Maagd.

„Welke dag is het vandaag ?” vroeg Fred, en hij hoorde dat het Donderdag was en dus des avonds Lof zou wezen en toen vertelde de knaap, hoe hij in Rotterdam den eersten avond in een kerk was gekomen en daar alles net zoo gevonden had als hier op het ncgerdorp en wat er verder met hem was gebeurd. Dagen, weken lang moest de jongen vertellen, steeds weer opnieuw, telkens van voren af aan en zoo kenden alle dorpelingen weldra Freds heele geschiedenis zoo goed als hadden ze alles beleefd. Fred bereikte een voor den neger hoogen ouderdom, hij is 68 jaar geworden en heeft aan zijn kinderen en kleinkinderen meermalen zijn reis naar Europa in kleuren en geuren verteld en dan herhaalde hij telkens met aandoening, hoe het hem daar in de groote stad waar hij eenzaam en verlaten ronddoolde te moede was gev/eest, toen hij de kerk binnentrad en daar zag, wat hij van huis uit kende : het Altaar, het Tabernakel, de Communiebank, het roode Godslampje met het vlammetje en vooral, hoe hij de aanwezigheid gevoelde van den Goeden God zelven, die in elke Roomsche Kerk onder de gedaante der H. Hostie aanwezig is, C, V.