baas was geweest zoolang ’t de meisjes heugde. Wat 'n reuze-orde was er nu in de hoogste klas, waar 't vroeger vaak zoo rumoerig toeging. Alles zat er in de plooi zonder rimpeltjes of kreukje als bij ’n splinternieuw paaschpakje.

Zuster Herlindis mocht tevreden zijn. Haar klas was 't echter niet, al moesten ze toegeven, dat er flink geleerd werd en dat de Zuster beleefd was tegen iedereen en heelemaal niets deed, wat valsch was. Straf gaf ze bijna niet ; dat hoefde dan ook niet, want ze waren net zoo tam als piotj es wanneer ze parade moeten maken voor 'n hoogen generaal.

Na ’n paar dagen begonnen de meisjes al ’n beetje aan de nieuwe te wennen ; ze waren er al wat aan gewoon, dat alles zoo precies moest gaan en ze voelden ook wel, dat ze meer lust kregen in ’t leeren. Zuster Herlindis was vol vuur en dat vuur bleek aanstekelijk, Maar toen ’t zoover was, begon de Zuster eiken dag mee te vallen. Ze maakte al ’n grapje nu en dan en weldra merkten de meisjes, dat ze in d’r hart ’n echte guit was, ’n komiekeling, altijd even gevat. Je kon zien, ze was tevreden over de meisjes, ze had zin in d'r klasje en ze liet ’n beetje los. Nu en dan moest er gelachen worden, zelfs mocht er nu en dan ’n beetje keet gemaakt worden, ’n Beetje zeg ik, want als ~knip” ’n teeken gegeven werd, vloog alles weer in de plooi.

’t Duurde niet lang of de meisjes zwoeren bij Zuster Herlindis en ze zouen haar niet anders willen dan ze was. Vroeger hadden ze voortdurend keet, maar als ze bij deze Zuster ’ns ’n kleine vijf minuutjes écht los mochten zijn, hadden ze er meer pret van, dan ze vroeger in 'n halve week hadden.

De dichteres van de klas moest haar vers dan ook ver anderen. Nu begon ze zoo :

~Zuster Herlindis

~Die algemeen bemind is

~Die knap voor zes is

„’n Buitengewone meesteres is,”