Alle hartjes had ze gewonnen en alles kon ze gedaan krijgen, „Ziezoo," dacht ze toen, „nu ben ik er goed genoeg in, om te beginnen."

En ze begon met allerlei schoone en nuttige dingen in te voeren.

Eén daarvan was ’t missiepotje. Met ’n mooie toespraak had ze d'r volkje warm gemaakt en samen hadden ze besloten minstens de helft van d’r snoepcenten te offeren, zoolang tot ze 25 gulden bijeen zouden hebben voor den vrijkoop van een slavinnetje. Als ze ’t zoover brachten, zouden er uit hun namen twee worden uitgeloot voor het kindje, dat ze zouden vrijkoopen en dat hun kindje zijn zou.

De Zuster had voor 'n prachtige spaarpot gezorgd en ’s Maandags begon de stormloop. Bijna ’n rijksdaalder kwam er in. Dat kwam wel 'n beetje hierdoor, dat Sepha Springer al dadelijk probeeren wou of het gleufje wel groot genoeg zou zijn om ’n gulden door te laten.

Sinds dien Maandag ging ’t offeren flink z’n gang. Sepha was altijd voorop en offerde misschien méér dan de anderen samen. Sepha was ’t eenigst kindje van rijke ouders, verwend door vader en moeder en méér nog door Grootvader en twee tantes, die bij hen in huis woonden. Ze kreeg dan ook geld zoo vaak ze wou, en als ze 't niet verloor onderweg, wat vaak genoeg gebeurde, ging ’t allemaal den missiespaarpot in, want om snoep gaf ze niets. Zoo kwam ’t, dat er geen twintig weken voorbij waren, toen Zuster tot de ontdekking kwam, dat de vijf en twintig gulden bijeen waren.

’t Was nu feest voor de klas. Er zou moeten geloot worden om de namen.

„Als Sepha geloot wordt, breng ik vanmiddag weer ’n gulden mee,” zei Sepha.

~Zuster Herlindis, Sepha zal van middag ’n gulden meebrengen, als ’t kindje haar naam krijgt," telegrafeerde 'n buurmeisje over.