II = Zwart en Wit. = ||

~Bah, die zwarte gezichtjes en die zwarte handen !” riep Bennie uit, ~ik zou er vreeselijk vies van zijn en ik zou nooit met zulke negerkinderen willen spelen ! en ik geef ook niks voor ze in het busje !”

~Je bent een domme jongen,’’ meende zusje Lida, „de negertjes zijn heelemaal niet vies ze hebben enkel een zwarte huid in plaats van een witte en ze nemen eiken dag een bad in het stroomende water dat hebben we toch in het boekje op school gelezen en met ze spelen hoef je niet, dat kun je niet eens we hebben immers hier geen negertjes maar als je niks in het busje wilt geven, dan vind ik je een naren broer zoo, en nou weet je ’t ineens.”

Bennie stak z'n tong uit tegen zijn zusje en schold haar uit voor : „naar spook’’ en „spinnekop’’ en toen zei Lida ook nog ’n paar leelijke woorden en daarmee was de ruzie in vollen gang. Later werden ze natuurlijk weer goed op elkaar, doch Lida kon het niet goed zetten, dat Bennie zoo onaardig over de negertjes had gesproken en ze gaf een centje méér in het busje ! de zwartjes zouden er dan toch geen schade bij hebben, dat Bennie zoo dom was

Dien nacht kreeg Bennie een vreemden droom : hij zag een heelen boel kinder-zieltjes, die in den vorm van fijne harten opstegen naar den Hemel ! Vóór de poort des Hemels werden alle witte, blanke, schoone zieltjes met vreugde door de Engeltjes ontvangen : o, wat een prachtige negerzieltjes,” hoorde Bennie zeggen, ~het lichaam was wel zwart, maar de ziel was blank Zonder vlekjes van jokken of snoepen of zoo !’’

Toen kwam er één zieltje, dat heel vuil was bijna zwart en dat was Bennies eigen zieltje en de Engeltjes wezen het terug : „je lichaam was wel blank, maar je zieltje is zwart van allerlei fouten en onvolmaakt-