Zoo namen de werken der H. Kindsheid een aanvang; zoetjesaan breidden zij zich uit, zoo dat reeds het eerste jaar zeshonderd gedoopte Chineesjes als engeltjes den hemel binnen gingen. Weldra bezaten de Dochters van Liefde een bloeiende inrichting in Tien-tsin, IJen-tse-t ang of „Huize Barmhartigheid” genaamd.

In 1866 kwam Pater Chevrier zich in Tien-tsin vestigen, op een kilometer afstand van de Zusters. Hij zorgde voor het geestelijk welzijn van „IJen-tse-t’ang” en las lederen morgen de H. Mis. Zoo werkten Zusters en missionaris samen en mochten zich verheugen in een zekere welwillendheid der bevolking. Het goede volk groeide in omvang en ook het getal Zusters moest tot tien worden vermeerderd.

Door bizondere omstandigheden bevond zich ook te Tien-tsin op het tijdstip van het bloedbad, de Chineesche Lazarist Vincentius Oe, die daar was komen uitrusten bij zijn vriend Pater Chevrier. • •• j 1 .t

Tot half Mei 1870 viel er niets bijzonders te bespeuren in de houding der Chineezen tegenover de „witte duivelinnen”. Van toen af echter deden opnieuw allerlei kwaadaardige geruchten de ronde. Die waren vroeger wel meer in omloop gebracht, maar ditmaal schoten zij hardnekkiger wortel. „De witte duivelinnen stelen kinderen” zoo werd gezegd „om ze te dooden en met hun oogen en hart genees- en

Uit den optocht der E. Kindsheid te Fosterhdt.