Maar Groot wist wel waarom hij terug keerde, Hij had nog iets extra s uitgevonden, waarmee hij effect zou maken en niet zuinig. Maar dat was ’n geheim, ’n geheim van hem alleen, zelfs mevrouw wist 't niet.

Toen eindelijk de klokken begonnen te beieren en de stoet zich in beweging zette in de richting van Groot’s huis, werd ’n leertje tegen de eerepoort geplaatst waarlangs meneer Groot met z n buurman en nog ’n paar buurmeisjes naar boven klommen om van daar uit den stoet mooier te zien. Mevrouw was niet meegegaan ; die zou liever maar in de deur staan kijken. Ze was nog steeds ongerust om Eduard, en haar onrust was niet minder geworden, toen ze zag, dat haar man een bazuin in de hand droeg, toen hij naar boven klom.

„Heere God, geef toch, dat ie geen dwaasheden uithaalt,” bad ze inwendig.

Eindelijk was de „ridder te paard", die den stoet opende en nu en dan voor den vorm z’n papieren hoorn aan den mond bracht, de eerepoort genaderd.

„Dat zal ik ’m ’ns anders leveren !” lachte Groot, toen de „Ridder” weer z'n hoorn aan den mond bracht, alsof ie hem ’n saluut wilde toeblazen.

’n Felle bazuinstoot joelde door de lucht, nog één en nog één ! Het paard van den ridder werd schichtig en begon te springen. Vrouwen en meisjes vlogen gillend op zij, 't Duurde echter niet lang of de ridder had 't dier weer in z'n macht,"

De eene groep naar de andere trok voorbij, doch meneer Groot zag er niet veel van en luisterde bijna niet naar de opmerkingen, die naast hem gemaakt werden. Hij had alleen oog voor den praalwagen, waarop Sint Elisabeth troonde, omgeven door witte bruidjes, en voor de Jeanne d’Arc, die zoo fier op haar paard zat met haar blinkende wapenrusting, alsof ze meende Jeanne d’Arc in persoon te zijn,

,Kijk ze daar 'ns fier zitten, die burgmeestersche,” mokte