Deze ging open en het vriendelijke Zusterke leidde ’n oud vrouwtje binnen, gebogen door de jaren en ’t verdriet. Haar oogen zagen rood, alsof ze pas geschreid had.

’t Kostte Pater Verhagen moeite, in dat gebogen schepseltje de deftige mevrouw Groot te herkennen.

Ze kwam naar hem toe.