gedacht aan de Voorzienigheid, die hem hier bij z’n moeder terugbracht, die zooveel jaren lang voor hem gebeden en geleden had, en dat hij zich hier oprecht zou bekeeren.

Maar de ontgoocheling was vreeselijk geweest. Hij wou van God noch van godsdienst hooren.

Als men daarover begon, luisterde hij niet meer, maar begon als een bezetene te vloeken.

Zelfs moeder vloekte hij af, als ze hem tot betere gedachten wou brengen. Daarom zweeg ze maar en zat stil te schreien en te bidden naast z’n bed.

„En toch moet hij zich bekeeren !” zei de pater beslist, toen hij alles gehoord had.

~Dat hebben wij ook al gezegd onder elkaar,” wist de Zuster. ~Een kind waar ’n moeder zooveel voor geschreid en gebeden heeft, kan niet Verloren gaan.”

~lk ga er heen,” zei de pater, ~wijs me den weg.”

„Voorzichtig pater,” zei ’t nonnetje bezorgd, toen ze voor

Uit den Kindshcidoptocht te levenaar.