Nancy was innig gelukkig, dat nu ook haar meester weer tot zijn plichten was teruggekeerd. Toen zij nog een heidensch meisje was, zonder eenig begrip van het H. Geloof, had zij al een diepe vereering voor den flinken, krachtigen man gevoeld. Later, zelf katholiek geworden, was daarbij een gevoel van innig medelijden gekomen, toen zij begon te beseffen, wat hij had prijs gegeven. Maar nu had zij haar meester lief, zooals een kind zijn vader kan liefhebben. Werkelijk, Nancy werd daar meer als kind dan als ondergeschikte beschouwd.

Nog enkele jaren bleef de familie te Batavia wonen. Toen de kleine Lydia 7 jaar moest worden, en haar kleinste zusje, van de vier kinderen, ruim een jaar was, kon de heer Courpois zich gemakkelijk uit zijn zaken terug trekken, om naar Frankrijk weer te keeren. Zijn handelshuis was nu in Indiƫ goed gevestigd, hij kon nu de zaken verder in Frankrijk drijven, en relaties met Indiƫ aanhouden. Nancy zou echter niet meegaan. Sinds zij katholiek was geworden had het verlangen om religieuze te worden en zoo te werken aan de bekeering van haar stamgenooten haar niet losgelaten. Ging ze mee naar Europa, dan zou dat verlangen niet zoo gemakkelijk vervuld worden. De heer en mevrouw Courpois lieten haar gaan, hoewel het hun speet, de trouwe verzorgster hunner kinderen te moeten missen.

Op een zonnigen Mei-morgen ging Lydia, als onschuldig bruidje Gods met vader en moeder ter kerke om hare Eerste H. Communie te doen. Mijnheer en mevrouw hadden er op gestaan, dat dit voor het vertrek zou geschieden. Bij hooge uitzondering mocht deze plechtigheid geschieden in de kapel der Zusters, bij wie Lydia de laatste zes weken van voorbereiding had doorgebracht.