hoeden moest, en nu (ik zeg het heel zachtjes) voel ik in mijn hart een sterk verlangen, om ook een „Eer? waarde” te worden, om de mensehen van mijn stam te kunnen hoeden en redden.

Zóó ben ik nu veranderd; en als ik mij bekijk, dan zeg ik tot mij zelf: „Zeg, Boeta, ben jij nog wel dezelfde kleine Boeta van vroeger?” En dan ben ik blij te kunnen antwoorden: „Ja, ik ben nog dezelfde Boeta, maar de goede God heeft mij veranderd.”

Ik zit bij den Pater in de school en leer Franseh. Ik kan lezen, schrijven en rekenen. Als ik U ergens tegen kwam, zouden wij samen al in het Franseh kunnen babbelen; maar gij zijt zoo ver weg! Om U

Uit den optocht der U Kindsheid te St. .lan .Steen.