BRIEF VAN MGR. ROUSSILLON,

Bisschap van Vizagapatam (EngAndië).

Beste Vriendjes,

Ik vind niets leelijker dan beloften, die men eens gedaan heeft, niet te volbrengen. Wat moet ge dan niet denken van mij, die u al lang geleden beloofde u tijgergeschiedenissen te vertellen! Ik had zelfs een knoop in m’n zakdoek gelegd, om het niet te vergeten; maar de knoop is er uit gegaan Doch nu kom ik mijn woord inlossen: Pas op echter, dat ge niet bang wordt!

Misschien herinnert ge u nog, dat ik in m’n vorigen brief u sprak van het dorp Surada en van de bergen van Ganjam. waar het krioelde van wilde beesten. De Missionarissen, die daar werken, hebben soms rare ontmoetingen. Zoo b.v. de Eerw. Heer Suiffet. Deze kwam vermoeid terug van een reis en had zich te slapen gelegd in een hut, dicht bij een raampje, dat niet door een luikje gesloten was, maar enkel (voor de frisschigheid) met met een gevoel of hij een zwaren knuppel op z’n gezicht kreeg. Hij voelde bloed en stond op en kreeg in eens een emmer water over z’n hoofd. Dat deed z’n bediende, die aan= stonds de zaak begreep en zijn meester een stortbad toe= diende om de krabben van de nagels uit te spoelen en' zoo