„Het is dus ’n zaak van Jesus ?”

„Ja....”

„O, dan is ’t juist zooals ik daeht. Och, laat me de stola nog wat aanhouden, want dan heb ik ’n ding van Jezus bij me en zal de duivel niet bij me komen !”

Toen Toto vijf jaar was, mocht ze haar eerste Com= munie doen. Tusschen de grooten in was ze stilletjes gaan biechten. De Pater zei later :

„Zuster, ge hebt er goed aan gedaan Toto voor de Biecht voor te bereiden ; ze heeft ’t goed gedaan.”

„Maar Pater, ik heb haar in ’t geheel niet voorbereid! Ik vond haar nog te jong !”

„Zuster, O. L. Heer oor= deelt er anders over.”

’n Paar dagen vóór haar eerste Communie had de Zuster haar uitgelegd, dat Jesus wezenlijk tegenwoor= dig was onder de gedaante van de witte Hostie in het tabernakel.

Toto vraagt in eens

Mamé met Toto (18 maanden oud)

„Mamé, waar is de sleutel van het tabernakel ?'

„Die heeft de Pater.”

„O, Mamé, ga hem dan alsteblieft gauw halen en maak het tabernakel open ; ik wil Jesus zien.”

„Maar, kind, dat gaat niet ; de priester alleen mag het tabernakel openen en Jesus in zijn gewijde handen nemen.”

„Zal ik ’t dan nooit mogen ?”

„Neen, nooit ; als ge ’n kleine jongen waart, dan zoudt ge nog priester kunnen worden, maar Onze Lieve Heer heeft het anders beschikt.”