vooral het oogenblik der H. Communie zou u aangrijpen, als die kleinen vol eerbied en ingetogenheid tot 3 maal toe in hun eigen taal luide het Domine non mm dignus herhalen, om dan met gevouwen handen en neergebogen hoofd naar <de communiebank te gaan. Toch is er ook wel een en ander wat voor u minder stichtend zou zijn, b.v. de kleine kinderen van 1 4 jaar, die door de moeders mede gebracht worden en dan nogal kunnen schreeuwen of rondloopen of praten. Zou men verbieden ze mede te brengen, dan kunnen vele moeders niet ter kerke komen, gegeven dat er Zondags maar één H. Mis is. ’s Avonds om 6 uur is er eiken dag rozenhoedje, waarbij alle schoolkinderen tegenwoordig zijn; de groote menschen komen nog niet veel, maar dat zal wel beter worden. We rijden verder door en komen langs het huis van den burgemeester, een inlander, hier Hoekoern Toea genaamd. Zijn huis is iets beter dan de andere huizen, maar veel moois is het niet. Zoo’n burgemeester is hier een gevreesd man : hij heeft betrekkelijk veel macht; en vooral, hij kan het den menschen met allerlei plagerijen zeer lastig maken zonder dat zij verhaal op hem hebben. Nog ’n minuut of wat rijden en wij zijn buiten de negerij, bij eene steile helling, op weg naar het volgend dorp Taratara. Daarover een volgenden keer, au sluit ik met beste berichten omtrent gezondheid; mijn eerste rit te paard liep goed af, zonder zandruiterij, misschien later iets over die eerste proef...

Uit een volgenden brief.

Mijn laatste brief bevatte eene beschrijving van Woloan; ter aanvulling zend ik u twee foto’s; op den achterkant staat aangegeven wat zij voorstellen. Volgens belofte zet ik mijn verhaal verder voort. We gaan naar Koha om twee jeugdige paartjes te trouwen, ’t Is een lange tocht, 13 paal ofpim. 27 K. M. berg op, berg af. Als u mijn bruintje zaagt, zou u verbaasd vragen; „Moet dat kleine paard je zoover brengen ? Dat dier houdt het niet vol.” Uwe gedachte zou spoedig veranderd zijn als u er eens mede gereden hadt. Er zit kracht en vuur