waaronder 15 die hun Paaschplichten nog niet vervuld hadden. Den volgenden morgen, Zondag, was ik reeds aan wal om 5 uur om alles gereed te maken voor het vieren der heilige geheimen en zoo noodig de christenen nog in de gelegenheid te stellen om te biechten. Daarna de H. Mis met preek, een hartig woordje naar aanleiding van het evangelie van den laatsten Zondag van het kerkelijk jaar. Na de plechtigheden maakte ik een praatje met mijn gemeentenaren, bijna allen oud bekenden van Larantoeka. Op mijn vraag of ik den volgenden morgen nogmaals de H. Mis zou opdragen kreeg ik ten antwoord: „Och toewap het is morgen werkdag”. Ik begreep genoeg en was dus vrij om op verkenningstochten uit te trekken. Een uur later zat ik reeds te paard op weg naar het bivak, waar een Europeesch sergeant aan het hoofd van 30 pradjoerits voor orde en tucht op het eiland Lomblen zorgt. Het bivak ligt ongeveer drie kwartier van het strand. Hier aangekomen maakte ik den sergeant met mijn plannen bekend: namelijk de bergkampong van Lewoleba en eenige kampongs van den goenoeng api, vuurberg, te bezoeken. Ik hoorde echter van den sergeant dat de kampongs van Lewoleba moesten verhuizen en in de buurt van het kampement bij elkander zouden gebracht worden; en dat de menschen van den goenoeng api overal verspreid woonden in de wildernis. Ik begreep dus dat er voorloopig voor mij niets te halen viel en zou dus wachten met mijn verkenningstochten totdat de menschen bij elkander waren gebracht. Met deze wetenschap keerde ik naar het strand terug, vast besloten den volgenden morgen te vertrekken.

juist stapte ik van mijn paard of een paar Larantoekasche jongens kwamen naar mij toe en zeiden dat er een Manilees zwaar ziek lag. „Is die man plotseling zwaar ziek geworden ? Neen, al lang Waarom dat dan niet eer gezegd? Je wist toch dat ik dezen- morgen de H. Mis zou lezen, dan had ik hem het Viaticum kunnen geven.” Nu speet het mij het restantje miswijn dat ik nog bij mij bad, te hebben weggegeven ; ik kon geen mis meer lezen. Bij aankomst bleek, dat de man niet zoo ernstig ziek was als men mij had voorgesteld.