van huwelijk, geheel en al in handen hebben. Vooral voor de meisjes is dit vaak een hard gelag, daar zij door hare ouders letterlijk verkocht worden aan den aanstaanden man. Een bijna algemeene regel is het: wie ’t meest voor’t meisje biedt, mag het hebben alsof het een stuk vee gold. Graag of niet, daarnaar wordt niet gevraagd.

Zóó zou het ook helaas, met Meong gaan. Want Rata, die voor zijn Meong alles wilde geven wat hij had en was, had een gedachten mededinger voor zijn Waibaloensche uitverkorene in een man der bergen, die meer bemiddeld was dan hij, en dientengevolge aan de ouders meer geld kon aanbieden om het bezit van Meong.

Maar ... zooals vaak gebeurt, hoe meer men tegen Meongs liefde voor Rata gekant was, des te heviger vlamde, ze op. 'Geen andere uitwerking had al dat tegenwerken dan die van windvlagen op knetterend vuur. Doch voor het meisje waren het bittere tijden. Vooral ’s nachts, als ze in de hut op haar mat lag. Dan gierden onstuimige verlangens als stormwinden langs haar hoofd en als donderkoppen om den hoogen Uimandiri pakten sombere gedachten zich samen. O ze had het wel willen uithuilen met al de kracht die in haarwas! Doch ze durfde niet. De ouders mochten het eens hooren; en o, wat zou ze dan weer harde woorden krijgen! Daarom’snikte ze maar in stilte, terwijl dikke tranen langs haar bruine wangen rolden, totdat eindelijk hare oogleden dicht vielen om een onrustigen slaap in te gaan. Dan trokken haren diepgeschokten geest droomen voorbij, droomen vol zoete onbestemdheid, als Rata’s beeld haar telkens voor den geest kwam, tot zijn vriendelijke verschijning, plotseling verdrongen door ’t beeld van den gevreesden man der bergen, haar eensklaps deed wakker schrikken.

Kreeg ze overdag, door een of ander gelukkig toeval, haar Rata in ’t oog, dan was het of zijn wezen koesterende warmte uitstraalde! Zij voelde zich dan tot hem getrokken als een kind naar den boezem zijner moeder.

Doch dat alles was niets dan zelfmarteling. Bij de ouders stond het immers vast: Oesi, de man der bergen, zou en