zijn, dat de paarden meer dan een halven voet diep met hun pooten er in zakken. Dit is natuurlijk voor de beesten erg vermoeiend en voor den ruiter onuitstaanbaar, vooral als bij baast beeft; want bet gaat dan voetje, of liever pootje voor pootje. Maar in den drogen tijd beeft men daar geen last van; dan is de weg veel vaster en pleizieriger, ofschoon zeer eenzaam. De kampongs liggen ver af, boog op de bergen, uit vrees voor den vijand. Soms legt men zes uur te paard af, zonder een levend wezen gezien te hebben.

Nu en dan ontmoet men een karavaan, die naar Atapoepoe gaat, met paarden, beladen met sandelhout, om daar bij de Cbineezen tegen andere goederen in te ruilen. De menscben, die de paarden begeleiden, zijn altijd met een lans gewapend, om zich te beschermen tegen roovers. Vooral hebben zij van dezen te vreezen, als zij van Atapoepoe komen; dan immers voeren zij meer goederen met zich, die de roovers voor bun huishouden kunnen gebruiken. En dat dierenvers, die zich in bet struikgewas langs den weg verborgen houden, geene denkbeeldige wezens zijn, bewijst bet volgende.

Eens deed ik met eenige jongens de reis van Fialaran naar Atapoepoe. Wij hadden drie uur gereden, en waren dicht bij de halte, waar wij gewoon waren te rusten, een boterham te eten en de paarden te laten grazen. Plotseling begon mijn paard, dat voorop liep, te snuiven en onrustig te worden; en een oogenblik later zag ik een lijk liggen, een paar passen verder nog twee> en nog iets verder nóg twee; allen lagen zij voorover langs den weg. Zij waren van alles beroofd, van hun paarden, hun goederen, hun kleèren, ja zelfs van hun hoofd. Dit laatste moest als zegeteeken dienen bij nachtelijke dansen en pretpartijen.

De hooiden worden dan midden in den kampong op een grooten steen geplaatst en in den maneschijn komt al het kampongvolk daarheen. Het vormt een dubbelen kring, de vrouwen binnen en de mannen buiten, rondom de hoofden der vermoorden, en dan dansen en zingen zij den heelen nacht door.

Toen wij even verder op onze gewone rustplaats kwamen, steeg ik van het paard om mijn boterham te gebruiken; doch