afscheidsgroet verlaten wij Nobo, springen te paard en rijden weer twee uurtjes verder langs de kust naar Noera-Belin. Af en toe moeten we van het paard stijgen, want de weg gaat over de uitloopers van den Lobetobi en dan moeten we natuurlijke greppels pasSeeren, die het van den berg stroomende regenwater zichzelf gegraven heeft diep in den bodem. Dan gaat het over keien naar, beneden en over keien weer naar boven. Straks passeeren we ook eenige lavastroomen, die de vuurspuwer heeft uitgegoten over het landschap. Als iemand een soliden vloer in zijn huis wil hebben, dan zou ik hem aanraden, eens zoo’n gloeienden lavastroom door zijn huis af te leiden; louter gesmolten bazaltsteen, laat dat maar afkoelen en ge hebt een vloer, die met het beste beton kan concurreeren. Prachtmonsters zijn hier steeds ter bezichtiging op een wandeling tusschen Nobo en Noera-Belin. Belanghebbenden worden dringend tot zulk een wandelingtje uitgenoodigd.

Ten slotte komen we te Noera-Belin aan. Het is een flinke kampong van een 50-tal huizen, de bewoners netjes en welgemanierd natuurlijk op zijn inlandsch!; flinke forschgebouwde mannen en bijkans deftig zich voordoende vrouwen en jongedochters. Het zijn de lui van deze kampong, die in November 1911 een gezantschap naar Konga stuurden om den Pastoor te verzoeken hun kampong te bezoeken en hun kinderen te doopen. In April 1912, gedurende mijn eerstvolgend verblijf te Konga, kon ik aan die uitnoodiging gehoor geven. Ik had natuurlijk mijn bezoek aangekondigd en in den nacht van 26 April kwam ik in mijn schuitje aan de kust van Noera-Belin aan. Men had mij dien namiddag reeds verwacht; doch daar ik tegen donker nog niet in zicht was, gingen allen, die mij aan het strand hadden staan opwachten, naar de kampong terug. Deze ligt een kwartiertje verder het land in. En daar het nacht was, werd het strand met een paar fakkels van gedroogde klapperblaren geïnspecteerd en we vonden, tot ons genoegen, twee rustbanken van bamboe, goed in orde, onder een ruim stroodak. Een der rustbanken was juist groot genoeg om er mijn prauw-matrasje op uit te rollen, de andere groot genoeg om mijn roeiers op de rij naast elkaar een behagelijke