verzet van den gids, die de onderneming tot ’s namiddags wilde uitstellen en maar voortdurend mopperde: „’t Is om te sterven”. Mijn voorstel om in dit geval elkaar de laatste eer te bewijzen moest hem telkens moed instorten. Verder bij onze aankomst een aan den haal gaan van de geheele kampong, mannen, vrouw'en en kinderen, met den ~Moang”, grooten heer, incluis. Dat heerschap zou, krachtens zijn ambt, de vluchtende moeders terugroepen, doch weldra vonden wij hem zelf in de welbehaaglijkste positie, die voor een inlander denkbaar is, languit op een matje liggen, nota bene, nog met mijn pruim tusschen de lippen. We spraken hem moed in, gelijk de omstandigheden dat vorderden, zonder echter eenige andere uitwerking te constateeren, dan dat de held het hazepad koos. Wij naar het Hooggerechtshof, om na. vele uitleggingen en verklaringen, tot de nuchtere' conclusie te komen, dat de eigenlijke en feestvierende kapala en bruiloftsgast zeker niet voor den avond te spreken zou zijn. We konden dus onverrichterzake klokke twaalf rechtsomkeert maken. Maar onze mopperende gids bedankte voor een retour en liet ons alleen naar hartelust dwalen in Gods vrije natuur. We warén na die vuurproef van vier a vijf uur als geroosterd, toen we op ons rustoord terugkwamen. Waarop ik echter volstrekt niet gerekend had? Dat den volgenden morgen drie namen van Hoogebergertjes in mijn doopboek zouden kunnen opgeschreven worden . en zelfs na ons vertrek van Oema-Oeta, zooals ik later vernam, nog een groepje kleinen, onder begeleide van den kapala, naar beneden waren gekomen om het doopsel te ontvangen. Den volgenden keer zullen we ze aan de genade deelachtig maken ; en zoo is mij ook de deur van Wologahar ontsloten.

Wij hadden op een reis van hoogstens vijf of zes dagen gerekend, en we waren nu nog pas halfweg. Een der ernstige gevolgen was, dat onze eerst lijvige knapzak er uifzag als een teringlijder. ledereen was er mede begaan, daar hier in den omtrek niets te krijgen wa.s. We bevonden ons slechts een dagreize van Maumeri en den volgenden dag was er reeds redding. Dus vervolgden wij onzen tocht over Dokar en Baomekot naar Botang, waar we, onder de hoede van den bekenden