X.

Brief van Pastoor DE NATERIS

Uit mijn stukje: «Een uitstapje naar Endeh» hebben de leden van den St. Claverbond vernomen, dat mijn plannen geheel en al in duigen zijn gevallen. Ik moest dus mijn program wijzigen. Den menschen, die onder Tengah behooren, moest gelegenheid geboden worden, om hun verplichtingen te vervullen. Daarvoor bleef ik dan nog twee weken in Tengah en op eenige achterblijvers na, die nog volop in hun tuinen op soms groote afstanden werkzaam zijn, hebben allen hun Paschen gehouden. Mijn plan was eerst naar de bergen te gaan en daarna Woereh en ommelanden te bezoeken. De bergbevolking kon echter niet bij tijds gewaarschuwd worden en zou bij mijn aankomst waarschijnlijk in de tuinen zitten en zoo zou de vrucht van mijn tocht vrijwel tot nul teruggebracht kunnen worden. Daarenboven waren de regens nog niet opgehouden en was het bijna ondoenlijk om mij door die dicht begroeide geitenpaadjes over heuvels en langs dalen heen te werken. Ik zond dus een brief naar den catechist van Riang-Koli om hem te verwittigen dat ik eerst den derden Pinksterdag in zijn kampong zou aankomen met verzoek dit bericht ook den catechist van Wai-Kliban te doen geworden. De drager van mijn brief schijnt zijn vertrek nog al lang uitgesteld te hebben. De catechist van Wai-Kliban, die zijn zaken uitstekend behartigde, maakte zich ongerust en kwam, terwijl ik reeds een paar dagen op Woereh was, te paard naar Larantoeka. Hij had in hoV)gen graad de tering en geheel uitgeput ontmoette hij Past. V. d. Velden die hem aanraadde terstond rust te nemen. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zijn