Voor dag en voor dauw zat ik reeds te paard om eerst biecht te hooren en daarna de H. Mis met preek te houden. Een veertigtal menschen kwamen op, de overigen zouden den volgenden Zaterdag in de kapel aanwezig zijn. Nu moesten er velen op de tuinen passen en dat kunnen dan degenen doen, die het eerst gekomen waren. Voordat ik weg ging werd nog een hartige vermaning gegeven aan een jongen, die zoo maar zonder meer formaliteiten een kamponghuwelijk aangegaan had, en de Kerk er liefst buiten had gelaten. Het gevolg was, dat hij den volgenden morgen naar Woereh kwam om zijn zaken met den toewan te bespreken en zijn kerkelijk huwelijk te regelen. Den tweeden Zondag was het minder druk voor mijn werk in de kerk en kon ik na mijn H. Mis de menschen beter te woord staan. Zij schenen van die gelegenheid te willen profiteeren, want allerlei moeilijkheden moesten opgelost worden en eerst om half elf verlieten de laatsten mijn pendoppo en kon ik eenigen tijd de rustige eenzaamheid genieten. Dit zou niet lang duren : nog verschillende zaken toch moesten met eenige kampongmenschen worden besproken, die in de week met te benaderen zijn, wijl zij volop bezig zijn met hun padi binnen te halen. Op het hoogfeest van Pinksteren mochten zes menschen van Ble-Sioe voor het eerst tot de H. Tafel naderen. Zij waren wel geen bolleboozen, doch, hun belofte in aanmerking genomen dat zij later het onderricht zouden doorzetten, deed mij besluiten ze op dit groote feest aan ’sHeeren Disch te laten aanzitten. Na de H. Mis was het voor die oudgedienden feest op de pastorie. Koffie en heerlijke koekjes werden ruimschoots verstrekt en wat voor hen wel het meeste gewicht in de schaal legde, er werd eens flink in den tabakstrommel gegrepen en met al die weldaden overladen keerden zij naar huis terug, na eerst nog hun opwachting gemaakt te hebben bij het kamponghoofd.

Den volgenden dag kwam de prauw, die mij naar Moeloetbahan moest brengen. Dinsdagmorgen profiteerden er nog velen van om voor het laatst zich met het Brood des levens te voeden. Doch alvorens te vertrekken, moest ik eerst nog een paartje met hun familieleden ontvangen. Ik had hen zoo juist