op deze zee van alle kanten omringen: zandbanken, koraalriffen, rotsen en steenen, ondiepten en wat dies meer zij. Een goed gevolg hiervan was, dat het bootsvolk des avonds vrij was, en den geheelen nacht rust had, om dan bij het krieken van defi dag het anker te lichten en weg te stoomen 2 a 3 uren ver, alwaar overal links en rechts op alle eilanden en eilandjes, loodsen waren opgeslagen, die de lading bevatten, die wij innamen. Het meeste van' alles was natuurlijk de rottan: alle dagen rottan laden, hier en daar boschproducten, als kemiri, damar, kopra, was, ma'is, hout, katoe, gedroogde visch (deze voornamelijk te Salabangka), karbouwen- en hertehuiden, en wat verder de stuklading bevatten mag. Wij daarentegen brachten hun levensmiddelen : rijst, veel rijst, petroleum, gasoline, meubelen (zelfs een biljart voor Loewoek), aardewerk van de fabriek van Kegout in groote ronde vaten, koeien en paarden, ijzerwerk voor bruggen, vaten cement, enz. enz., terwijl er aan de traj) van de boot eën voortdurende kleinhandel is van vruchten, groenten, eieren, kippen, versche visch, papegaaien en andere vreemde beesten, die allicht een kooper vinden onder de menigte van passagiers. Kolonedale met zijn 6 katholieken is vooral bekend wegens zijn binnenvaren, tusschen al die eilandjes en rotsgesteenten door, waar de boot soms bijna rakelings langs glijdt; een dier rotsgroepen geleek sprekend op de Lorelei-rots langs den Rijn. Daar hoort men geen Lorelei-sprookje, maar een echo zoo eenig als ik nimmer hoorde. De fluit van de boot gaf ’t signaal, en tot driemaal toe hoorde men van alle kanten het geluid weerklinken, dat de echo u wedergaf. Tn ’t hospitaal te Kolonedale waren geen zieken, en heb ik wat zitten boomen met den ziekenvader Briers, katholiek, een Belg uit een dorpje bij Maastricht. Ook ontmoette ik er 2 Tomohonners, J. Tular en Wilha. Rawung die blij waren mij te zien en nog eens te hooren van Arototej en ()we,-wej, geliefde uitroepen van de Tomohonnertjes.

Bij het grafmonument van den Isten luitenant Matthes en den 2n luitenant Kiès, aldaar in 1907 overvallen en gesneuveld, zooals het opschrift verhaalt, nam ik mijn hoed af om hunne nagedachtenis te eeren. Behalve dit graf vindt men langs de