N. G. Pierson beschrijft ons, hoe er gebrek was aan arbeidskrachten en hoe de loonen stegen,

In de volgende eeuwen traden er nog een aantal ernstige epidemieën op, welke echter meer gelocaliseerd bleven. Omtrent de oorzaak tastte men volkomen in het duister. Wel had het begrip der besmettelijkheid zich baan gebroken. Als vehikel voor de smetstof beschouwde men de lucht (miasma), die men dan poogde te reinigen door fumigaties; het branden van aromatische houtsoorten, aetherische oliën, harsen of azijn.

De geneeskundige behandeling was primitief: koppen zetten, aderlaten, doen zweeten, purgeeren en omslagen op de pestbuilen. Maar laat ons daarover niet glimlachen! Men deed tenminste iets, en poogde geneesheer te zijn. Wij, artsen van de 20e' eeuw, zijn fatalisten gelijk de Javaan, en tellen slechts de dooden.

De besmettingsleer gaf aanleiding tot het uitvaardigen van pestordonnantiën. Na de middeleeuwen vinden we ook, zij het primitieve, pesthospitalen. Regensburg, in de 18e eeuw, bouwde er een op een eilandje in de rivier, ter betere isolatie.

De beeldende kunst dier eeuwen heeft ons afbeeldingen van pesthospitalen, schilderijen, met de pestheiligen Rochus en Sebastiaan, en karikaturen van geneesheeren nagelaten, welke laatsten zich tegen de besmetting poogden te vrijwaren door wasdoeken Weeding, maskers en handschoenen.

Ook op vele punten van Azië hebben, door de eeuwen heen, talrijke uitbarstingen van de pest plaats gehad. Tusschen 1840 en 1890 echter was het rustiger dan ooit, en men juichte dat zulks aan de quarantaine-maatregelen te danken was. Men juichte echter te vroeg. Toch was de pest ook in haar bakermat Azië tot enkele endemische haarden teruggedrongen. Voorts vond Koch in 1898 in Uganda nog zulk een geïsolèerden haard; de inboorlingen kennen hier de periodisch optredende ziekte zóó goed, dat ze hunne huizen ontvluchten, zoodra ze een sterfte onder de ratten bemerken.

Meende men vroeger, dat de pest eigenlijk niet voorkwam op de zuidelijke hemisfeer nóch op het westelijk halfrond sedert de laatste twintig jaren weet men beter. In 1894 van