te zien en te vermijden. De lezer zal begrijpen, dat de gemoederen der passagiers niet heel gerust waren.

Na verloop van geruimen tijd zien wij dat de matrozen al hun aandacht vestigen op een zwart voorwerp, niet heel ver van ons af. Dat was de eerste mijn, die wij gelukkig passeerden. Angstig keken wij dien gevaarlijken zwarten kop na. Toch stelde het gezicht van deze , eerste mijn in zeker opzicht gerust. Wij wisten nu n.l. dat zeemijnen op vrij grooten afstand duidelijk te zien zijn. Toch heeft het weinig gescheeld of de Riouw had ongelukken gekregen. Op een gegeven oogenblik vaart onze boot voorop. Links van ons hadden wij juist een mijn gepasseerd. Achter ons, aan onze linkerhand, misschien 50 of 80 Meter van ons af, bevindt zich, de Riouw. Op eens laat de sirene van onze boot haar geweldig gegil hooren. Angstig zien de passagiers elkaar aan. Onze commandant had gezien dat de Riouw de mijn, die wij gepasseerd waren, niet zag en dat ze er recht op zou loopen. De üfoww begrijpt dat signaal en met een vluggen draai ontkomt ze het gevaar.

Nadat wij aldus eenige uren in angstige spanning hadden doorgebracht, kwam plotseling de blijde tijding van den commandant dat we het gebied der Duitsche mijnen voorbij waren. Negen had hij er gezien; maar voortaan waren we'in de Engelsche wateren, waar alleen Engelsche mijnen waren, en deze waren bekend aan onzen loods. Ongeveer terzelfder 'tijd, het was ongeveer 4 uur, werd de zee erg kalm, en stoomden wij altijd nog met halve kracht, blij en gerust naar den mond van de Theems.

Na vele Engelsche torpedo-booten en wachtschepen gepasseerd te zijn, kwamen we ’s avonds om 8 uur aan te Tilbury, een goed uur sporens van Londen, waar we een paar dagen zouden blijven. We waren nog niet klaar met het diner, dat op de boot om zeven uur begint, toen de Engelsche ambtenaren bij ons aan boord kwamen. In de eetzaal zelf moesten we, een voor een, voor de Engelsche ambtenaren verschijnen om onze passen te laten onderzoeken. De slotsom was, dat iedereen, die van plan was aan land te gaan, (en dit had men van tevoren in Rotterdam moeten aangeven), nog dienzelfden