Jesus. In 1646 bouwden ze er een mooi nieuw huis. Patingolowang had ze zelf gevraagd, en bleef hen steeds beschermen, niettegenstaande waarschijnlijk van protestantsche zijde – moeite gedaan werd om ze uit Makassar te doen verdrijven. Na hen kwamen de paters Dominikanen, terwijl er ook Franciskanen en wereldgeestelijken gevestigd waren. Misschien, dat de veroveringen der Hollanders op de Portugeezen Makasser in die dagen tot vluchthaven maakten. Althans na de inneming van Malakka door de Ned. Indische Compagnie, kwamen zelfs geestelijken van daaruit er een veilige woonplaats zoeken.

Ze waren dan ook zeer veilig onder de hoede van Patingolowang, tot in onze dagen bekend als «de vader van Makassar». Wijl zijn invloed zoo groot was, deden ook de bewindhebberen der Edele Compagnie alle moeite om zijn vriendschap te winnen. Zelfs zonden ze hem een koperen «Aardkloot», liefst met een vergezellend vers van onzen puikpoëet Joost van den Vondel. In de Ile aflevering van den Olaverboyid van 1894 kan men op blz. 2 dat poëem vinden.

Hoewel die Patihgolowang mohamedaan bleef, was hij den Katholieken toch steeds genegen. Dikwijls, zooals zijn vriend Pater de Rhodes ons verhaalt (Cf. Voyages et Missiom blz. 322), kwam hij met gansch zijn gevolg de godsdienstplechtigheden bijwonen. Ook ging hij vaak mede in de processies, vooral in die der Goede Week. Zijn ingetogenheid aldus wederom Pater de Rhodes -- was dan zoo groot, dat zij, die hem zagen, aan een vurigen katholiek moesten denken. Ook viel hij de Hollandsche protestanten dikwijls hard, dat zij voor de Kerk geen opperhoofd op aarde wilden erkennen, daar een lichaam zonder hoofd volgen? hem een monster moest wezen.

Dat de Patingolowang overigens niet de' eerste de beste was, wat zijn ontwikkeling aanging, getuigt ons ook wederom Pater de Rhodes: «Die prins had de geschiedenissen van onze Europeesche koningen vlijtig gelezen, en hield zich veel bezig met het doorbladeren van onze boeken, inzonderheid van die, welke over wiskunde handelden. Hij verstond die zeer goed en had er zoo veel behagen in, dat hij er soms dag en nacht meê bezig was.” Ook legde hij zich, onder leiding van