Er werd nu besloten, dat zij terstond na het afbranden der tuinen aan het werk zouden gaan om alles weer in orde te brengen. Verder werd nog besproken, hoe langzamerhand de huwelijken tusschen christenen en heidenen weer in orde te krijgen.

Vroeger jarén is Pastoor Heslinga z.g. daar een paar maal geweest en heeft er vele kinderen gedoopt. Het bleef bij het doopen en van onderricht of het aanstellen van een catechist was verder geen sprake. Het waren dus gedoopte heidenen, die van God noch godsdienst iets afwisten. Hoewel ik reeds meermalen er op heb aangedrongen, dat ook die volwassenen bij het onderricht zouden komen, zijn mijn pogingen tot hiertoe vruchteloos gebleven. De nieuwe catechist, die in dezelfde richting werkzaam is, schijnt meer kans van slagen te hebben, want er is een ommekeer ten goede waar te nemen. Wij willen hopen, dat zijn pogingen succes hebben • want zijn eenmaal de volwassen christenen begonnen te leeren, dan zullen ook de heidenen wel volgen. De menschen zijn daar voor den godsdienst werkelijk goed gestemd en willen mij in alles helpen. Ook hier zal dus het goede voorbeeld zijn overredende kracht niet missen.

In den namiddag hield ik een kleine inspectie over de catechismuskinderen, waarvan velen slechts een kleine lipa (stukje linnen) op het lijf droegen. Ik beloofde hun bij goede opkomst en ijverig leeren een nieuw baadje te zullen bezorgen. Zoo’n belofte vergeten zij niet en ik zal dus verplicht zijn tegen Paschen de noodige uitgaven te doen. Aangezien mijn beurs op het oogenblik slechts lucht bevat en ik geen erfenis in ’t zicht heb, zal ik dan wel weer op de Voorzienigheid moeten speculeeren.

Den volgenden dag werd het huwelijk ingezegend, waarbij een goed hartig woordje over de plichten van man en vróuw, waarvan de overige aanwezigen ook het noodige konden gebruiken.

Daar de menschen zoo zelden een preek te hooren krijgen, moet elke gelegenheid worden benuttigd om hun nog eens kort en krachtig op de plichten van een christen te wijzen.