Herman verleden jaar een graf vond in de golven, en ik las met veel devotie de H. Mis voor zijn zielerust en voor alle andere drenkelingen, liggende op den bodem der zee.

Met speciale vergunning konden wij de H. Mis lezen in een leegstaande hut, erg donker en benauwd, doch nog plaats biedend als een of ander de H. Mis wilde bijwonen. Enkele woeste dagen uitgezonderd las ik eiken dag de H. Mis, iets later dan de andere pastoor, zoo deze lezen kon. Met apostolischen ijver had ik een groot aantal hosties 'meegenomen, en lach niet, als ik u zeg, dat ik ze alle te Batavia aanbracht; niemand is onderw'eg ter H, Communie gegaan. Ja, wat nóg erger is, niemand heeft ook maar ééns de H. Mis bijgewoond! Treurig!

De godsdienstdrang onzer passagiers was dus niet groot! Als onze H. Mis en ons predikwoord nu niets vermochten, dan moest onze toog het maar doen op deze reis. En dit is niet geheel zonder succes geweest.

Zoo was er o. a. een heer, wiens plaats aan tafel was aangewezen naast de onze. Deze betuigde later: «Toen ik me naast die zwartrokken geplaatst zag, schreef ik dit onmiddellijk aan mijn vrouw en voegde er bij: «dat houd ik niet vol naast die papen! Ik vraag een andere plaats!» Want u moet weten, pastoor, ik beschouwde alle pastoors als duivelsche huichelaars I Maar nu ik u beiden eenige weken goed geobserveerd heb en nagegaan, en u heb hooren spreken als gewone en goede menschen, nu schreef ik mijn vrouw gisterenavond, dat ik uiterst content ben met mijn zitplaats en begrijp ik, dat ik de pastoors altijd verkeerd heb beoordeeld.»

Ziezoo, dat was ten minste iets dat op apostolisch werk geleek.

Een tweede staaltje. Er was nog een andere mijnheer aan boord, die dezelfde onheusche gevoelens jegens ons koesterde.

Maar ziet, te Genua kwamen twee Zusterkens der armen aan boord bedelen, heel bescheiden en beleefd. Zij werden echter door de meeste passagiers stug afgewezen. Even daarna hingen allen over de verschansing om te zien en te luisteren naar een viertal .sjofele muzikanten in een bootje. Een dezer muziekmeisjes een jaar of twintig oud danste in ’t bootje zoo goed en zoo kwaad als het ging op de maat der muziek en