komst alhier in 1896 was er geen enkel katholiek bedehuis in dit land, wat met recht een kerk mocht genoemd worden en bij zijn vertrek in 1913 waren er 30 kerken en kapellen die allen door hem waren opgericht of vernieuwd. Daar waren er die verwonderd vroegen: Vanwaar komen de middelen om al die werken te bekostigen ? Naar hunne meening had men het voor ’t nemen uit een gevulde geldkist. De zaak was echter geheel anders. Laat ik U eens vertellen hoe Pastoor Wintjes zich in dezen gedroeg. leder van ons kent het liefdadige hart van Pastoor Wintjes. Wanneer hij soms met verheffing van stem een of ander verzoek om hulp afwees, dan willigde hij toch de bede in ; de vragenden merkten het, daar zijn stem in strijd was met zijn hart. Hij was inderdaad een Vader voor de behoeftigen en zieken, inzonderheid voor weduwen en weezen. Maar ofschoon hij vele aalmoezen uitdeelde, was het toch zijn hoofdtoeleg om het huis Gods op te sieren en wist hij velerlei middelen te vinden om door kleine bedragen het daartoe noodige geld te verzamelen.

Op zijn schrijftafel stond een klein spaarkistje, waarin hij de aalmoezen verzamelde voor zijn kerken. Aan een ieder die zijn kamer binnentrad toonde hij dat kistje, zeggende : «Zelfs een halve cent zal dankbaar aanvaard worden». Door sober en. sj)aarzaam te leven, en gesteund door de ontvangen aalmoezen, wist hij geld te verkrijgen om voor de kerk het een en ander te koopen, zooals beelden, altaar, orgel, gekleurde glasramen, zilveren kelk enz. Ik zei daar zooeven: «gesteund door de ontvangen aalmoezen». Want wanneer de spaarpenningen ontoereikend waren, dan zette Pastoor Wintjes zich tot het schrijven van brieven, die wel in staat waren de harten te verteederen dergenen die genegen zijn goede werken te doen als hen dit om God gevraagd wordt. Wje zal berekenen hoeveel schatten door hem zijn verkregen om den luister van het huis des Heeren meer en meer te bevorderen ? Voor zich zelf echter heeft hij geen rijkdommen vergaderd. Toen hij van hier vertrok naar Makassar nam hij zijn kleeren en zijn lijfgoed mede. Niets anders! Wat hij verzamelde bleef achter voor het Huis Gods, als eene erfenis voor zijn geliefde kinderen," de katholieken van de Minahassa.

' Met recht kon Pastoor Wintjes schrijven : «God, ik heb de luister van Uw huis bemind !» 1