XVI.

Javaansche Pennevruchten,

door Pastoor L. F. Groenewegen.

De geachte lezers en lezeressen van den St. Claverbond zullen misschien wel eens nader kennis willen maken met onze goede jongens hier op de kweekschool te Moentilan. Ze zullen wel eens willen weten wat die Javaantjes nu zooal kunnen. Ze zullen wel eens graag een kijkje willen nemen in den gedachtegang van die Oostersche jongelui.

Deze gedachte kwam bij mij op, toen ik vóór eenige dagen op mijn kamer het werk zat na te kijken, dat mijn leerlingen hadden gemaakt.

Ik had ze tot taak gegeven een Hollandsch opstel te maken naar keuze.

De opstelletjes, die hier achter volgen, kwamen mij toen achtereenvolgens onder de oogen. Ik wil U dus ook eens laten kennis nemen van hetgeen een Javaansch breintje zoo al te berde kan brengen.

Niet alsof U nu hooge letterkunde te genieten zult krijgen. Neen, de schrijvertjes zijn pas op de derde klas van onze kweekschool, hebben dus nog bijna vier jaar te studeeren voor zij hun onderwijzersdiploma zullen kunnen behalen.

Maar ik geef deze stukjes hier, omdat men daarin het gewone Javaansche leven besproken vindt, verhaald naar Javaanschen trant. Bovendien is ’t wel eens aardig te zien, hoe sommigèn zich wagen durven op het slappe koord der beeldspraak en op hun manier zich aan natuurbeschouwingen overgeven. Ook voegde ik er een Javaansche legende bij, onder t volk rondgaande, verteld van vader op zoon, als ze ’s avonds