IV.

Het Zilveren feest van Pastoor F. Fleerakkers te Soerabaja.

(Overgenomen uit de Java-Post van 5 Oct. 1917.)

„Zij hebben ze daar een week later gezet, de feestelijkheid” ter eere van ’t vijfde religieuze lustrum van Soerabaja’s herder, schreef zeer elegant de Java-Post in haar vorig nummer en nu kunnen wij er zeer voldaan op laten volgen: en ’t is eeh in alle opzichten geslaagd, echt katholiek feest geweest. Reeds in den vroegen morgen hadden de geloovigen zich opgemaakt ter kerke, om hun dankbaar gemoed, te zamen met hun beminden herder, voor God uit te storten. Na de plechtige Hoogmis, door den jubilaris opgedragen met assistentie der pastoors Looymans en Jansen, en waaronder zoowel de damesals heerencongreganisten met de insignes hunner vereeniging op de borst communiceerden, ving weldra de huldiging aan in de Aula der Zusterschool.

In dichtmaat sprak Mej. O Lambert een keurigen feestgroet uit en bood den jubilaris een smaakvollen ruiker van witte anielieren aan. Dan brachten de jongedames weer dank aan God, die het begin en einde van alles is, in een krachtig en melodieus, innig en ontroerend vierstemmig koor. Hartelijk dankte de jubilaris voor deze blijken van belangstelling, tevens als ware zieleherder zijn „lieve kinderen,” zooals hij ze noemde, aansporend te blijven wat zij waren: de schoone bloemen in den tuin der H. Kerk, geurend den zoeten geur Christi, bloeiend in liefde tot God.

Na dezen korten gevoelvollen aanvang van zich uitsprekende genegenheid, begaven de aanwezigen zich naar de Aula der Broederschool, die rijk en kunstvol was versierd door een schat van levende bloemen, slingers van fijngetinte tule en