gezelschap der wijzen verkiest hij, doch hij veracht in geenen deele hen, die het niet zijn. *

„Tehuis in den familiekring wacht hij zich wel den een voor te trekken boven den ander. Is hij beleedigd geworden, hij geeft geen teeken van toorn of haat. Zijn kalm uiterlijk is een bewijs van den innerlijken vrede.

„Eenig en alleen bezig zijn bestemming te vervullen, .streeft hij niet naar een anderen post, maar is tevreden met dien, welken hij bekleedt. Hij toont geen afgunst aan hen wier talenten, wijsheid of kennis de zijne overtreffen. Verstandige eenvoudige manieren brengen steeds overvloedige vruchten voort. Het is aldus dat de ware wijze alle menschen zonder aanzien des persoons evenveel liefheeft, ’t is doo.r' zijne deugd, dat hij zich van den gewonen mensch onderscheidt; ’t is diezelfde deugd,, die zijn gedrag regelt en al zijne handelingen als het ware bezielt”.

Dit is dan het portret wat het enthusiasme heeft gemaakt van tal van wijsgeeren. Schoone gedachten voorzeker worden er in aangetroffen, doch, zoo mag men vragen, waar is hier de noodzakelijke grondslag? Waar loopt die op uit? Elders toch zegt Confucius, dat de volmaaktheid bestaat in de goede harmonie tusschen den mensch en den hemel en anderen.

~De nauwkeurige onderhouding der uiterlijke plichten, het vervullen van zijn bestemming”. Wijst dit niet op een treurig fatalisme, en maakt dit van de deugd geen noodzakelijk gevolg van een blinde bestemming?

Ten slotte zij hier antwoord gegeven op de vraag: heeft Confucius eenig denkbeeld gehad van de belofte, dat er eens een Verlosser komen zou? Sommigen bevestigen zulks, doch het is moeilijk te rijmen met zijn pantheïstische denkbeelden. Dit alleen kan men met zekerheid zeggen: hebben zijne leerstellingen eenigen glans geworpen op de duisternissen van het heidendom, dan was hij ze verschuldigd aan de wetenschappelijke en zedelijke overblijfselen van Adam’s schipbreuk. Overblijfselen, die zijn bewaard gebleven, en links en rechts verstrooid tot in het uiterste Oosten, om het werk der menschwording van den tweeden Persoon der H. Drievuldigheid en de verlossing van het menschdom door den Messias voor te bereiden.