In de passage, die wij aanhaalden uit zijn boek Tjoeng-jong, het juiste midden, zien sommige schrijvers een idee, al is het ook verward, van de Verlossing. Anderen meenen, en niet zonder reden, dat de Heilige, de Wijze bij uitnemendheid, waarvan hier sprake is, voor Confucius slechts de type is van den wijsgeer, die volmaakt zijn bestemming vervult, door de harmonie van zijn leven met hemel en aarde.

~Deze mensch,” zoo spreekt de wijsgeer, „is alleen volmaakt heilig, die door zijn veel omvattende kennis der oorspronkelijke wetten, waardig is bevonden te bezitten de oppermachtige heerschappij. Zijne bekwaamheden zijn zóó uitgestrekt, zóó veel omvattend en diep, dat hp gelijkt op een onmetelijke bron, waaruit alles te zijnen tijde oprijst. Zij zijn uitgestrekt als de hemel en diep als de afgrond. Dat deze mensch, zoo bij uitstek heilig, verschijne op het aardrijk, en de volken zullen niet in gebreke blijven, hem hunne hulde te betuigen. Dat hij spreke, en de volken zullen gelooven aan zijn woord. Dat hij handelend optrede, en zij zullen van vreugde vervuld worden.

De faam zijner deugden zal wezen als een oceaan, die het gansche rijk doorstroomt, zelfs gaat zij verder, de grenzen over tot de barbaren der noordelijke en zuidelijke streken; overal waar schepen kunnen landen, waar voertuigen kunnen rijden, waar de menschelijke industrie is doorgedrongen, op alle plaatsen die de hemel bedekt met zijn onmetelijk uitspansel, die de zon en de maan verlichten met hunne stralen, die door morgendauw worden vruchtbaar gemaakt, alle menschelijke wezens, die leven en ademen, kunnen niet in gebreke blijven hem te beminnen en hulde te brengen; en daarom wordt er gezegd; zijne bekwaamheden en machtige deugden maken hem aan den hemel gelijkt"

Treffend schoone woorden, waardoor vele geleerden van vroegeren en lateren tijd zich hebben laten verleiden om de beschaving van ~het Hemelsche Rijk” en de leer van Confucius hemelhoog, te verheffen. Maar het is genoeg zijn blikken te werpen op den treurigen toestand van China om op te merken, dat het slechts helklinkende phrasen zijn zonder eenige waarachtige beduidenis. Te vergeefs zoekt men in de veelvuldige geschriften van den Meester een antwoord op de meest gewichtige vraagstukken, zooals over het bestaan van een oneindig volmaakt Wezen, Schepper van hemel en aarde, over de