om het herstel te krijgen van de Missie van Soemba!” Ziedaar waarlijk heldhaftige deugd, strijdend ter glorie Gods tegen menschelijke zwakheid ! Of een missionaris, die ze beoefende, met open armen in den hemel ontvangen zal zijn door den goddelijken Meester, die getuige was van zijn zielestrijd! Of wij, gewone stervelingen, ons niet behooren te vernederen bij de aanschouwing van zulke echt religieuze en toch tevens echt menschelijk-zwakke braafheid !

Onnoodig aan het bovenstaande nog iets toe te voegen. Ik geloof, de ziel van Pater van der Velden duidelijk genoeg te hebben geschetst. Onnoodig nog te spreken over hetgeen er moet omgegaan zijn in zijn binnenst, toen de tweede lijdenskelk hem door de vaderlijke Voorzienigheid Gods te drinken geboden werd : de lijdenskelk der opheffing, althans voor de Paters der Sociëteit van Jesus, van het hem insgelijks zoo dierbare Larantoeka. Deze laatste beproeving werd weliswaar verzacht door het feit, dat de heerlijke Missie van Flores niet gehéél verlaten werd gelijk het ongelukkige Soemba, maar dat de Paters van het Goddelijk Woord er de traditie van onverpoosden en zelfopofferenden arbeid zouden voortzetten, die hun door het meer dan vijftigjarig zwoegen hunner voorbeeldige voorgangers werd achtergelaten. Toch ligt er iets ongemeen tragisch in het betrekkelijk eenzame sterven van Pater van der Velden, als laatsten en te Larantoeka eenigst overgeblevene van een heirleger missionarissen der Sociëteit van Jesus.

Rust zacht, o dierbare overledene, op het Larantoekasche kerkhof, aan de zijde van de U in den dood voorgegane Ordebroeders ! Gij hebt gewoekerd met het U geschonken talent. Verbeid op den bodem, die de laatste zeventien jaren uws levens getuige was van uwe heldhaftige deugd en uw bewonderenswaardigen apostolischen arbeid, de opstanding des vleesches, die ons door den Goddelijken Meester is toegezegd. Met open armen hebben zij U het welkom toegeroepen in het oord der eeuwige zaligheid; aan hunne zijde zult Gij U eeuwig verblijden in de aanschouwing der heerlijkheid van den Goeden God, Wiens genade U de kracht gaf uw leven in zelfverloochenende opoffering te slijten ter meerdere glorie van Zijn Heiligen Naam, ter uitbreiding van Zijn koninkrijk onder de