Oost-Indische Compagnie deze plaats in hunne macht gehad! Goa, de hooMstad van het Portugeesche Rijk in Indië, het centrum van bestuur, de zetel van den Onderkoning met zijn Raad, bovendien de rijke stapelplaats, waar schier alle Oostersche volken hunne producten en schatten ter markt brachten. Was die stad gevallen, dan zou het uit zijn met de Portugeezen in Indië, dan behaalde de Edele Compagnie een triumf, waarmede niets kon vergeleken worden.

Herhaalde malen hadden de Hollanders daar in de buurt slag geleverd, zoo verhaalt het Daghregister dato 27 Mei 1637: „Tusschen de Hollanders ende Portugeesen is geweest een „groot gevecht, in de Portugeesche schepen waeren veele „fidalgos, edelen ende 6 capiteijnen met 100 fregatten van „d’armade (wel voorsien van artilerije ende amonitie), comende i,tegen de Hollanders aengesicht tot aengesicht, d’Hollanders „sonden 3 van haere scheepen nae de Portugiesen ende een „van haer tot aen Nostra Senhora de Cabo, vechtende meer „dan 3 uuren, dootschietende 4 fidalgos ende veele Portugeezen, „d’eerste schooten deede om de Portugeezen haere masten te „breecken, die met de 100 fregatten de vlucht namen, sijnde „de galjoenen haer masten meest in stucken, in voegen dat „dittos Portugeesen heel bedroeft ende vande Hollandsche „scheepen vervolcht in de bhare zijn vertrocken enz.” •

Hierbij bleef het ditmaal; de stad Goa zelf te naderen, schenen de Hollanders niet aan te durven.

Omstreeks dien tijd, zoo verhaalt ons Breard in zijn „Histoire de Pierre Bertholot” was er te Goa een herder Ramacani genaanid, die zeer rijk was en naar men zeide, met de Hollanders was overeengekomen, om hun de stad door verraad over te leveren. Een groot schip, pas van Portugal aangekomen, was door zijn toedoen in brand gestoken; ook had hij getracht geheel de vloot op de reede van Goa aan de vlammen prijs te geven, door de lont te steken in een vaartuig dat in het midden lag. Zijn snood opzet werd nog bijtijds ontdekt en de verrader tot de strop veroordeeld.

Wat deden inmiddels de Hollanders? Ten einde hun krijgsmacht te versterken zochten zij hulp bij de naburige inlandsche Vorsten, die het Portugeesche juk hadden afgeschud. Zoo beloofde de Sultan Mameth, Koning van de kust van Mahende, aan den Gouverneur Generaal Antonio van Diemen door