lijken Meester: „Kóm, volg mij.”? Kort en beslist luidde het antwoord: „Aan God behoor ik toe; Hem blijf ik trouw!”

De taak der prinsen was volbracht. Zij hadden weer vrijheid van handelen. Hoe zouden zij die vrijheid gebruiken? Vreemde werelddeelen hadden zij bereisd, natuur en kunst bewonderd, een geheel nieuwe beschaving leeren kennen, maar tevens beter ingezien, dat, vergeleken bij de gave des geloofs, al het andere als niets is. Dat H. Geloof wilden ze aan hun landgenooten gaan verkondigen.

Weldra begeven zij zich gezamenlijk naar P. Valignani om lopname in de Sociëteit van Jezus te vragen. Nauwelijks is dit nieuws bekend, of de koning van Arima stelt Michaël Cingina de schitterendste posten in ’t vooruitzicht; maar deze herhaalde ’t woord van Mancio: „Ik blijf God getrouw”. De prinses van Fuinga, moeder van Mancio Ito, kwam met haar achttienjarigen zoon Justo en smeekte hem, haar toch niet opnieuw te verlaten. Mancio bleef onwrikbaar, sprak over Jezus’ kruis en de arme heidenen met zooveel warmte, dat ook Justo verlangde, zijn voorbeeld te volgen.

Zoo trokken dan, de vijf edele Japansche prinsen naar het eiland Amacusa, waar zij den 25sten Juli 1592 op het feest van den H. Apostel Jacobus, het noviciaat intraden.

Gods zegen rustte op hen. Rijk was de zielenoogst, dien zij als priester binnenhaalden. Eén van hen. Pater Nacaura, legde 43 jaar later, voor den Gouverneur van Nangasaki, fier getuigenis af van de waarheid des geloofs, waarvoor hij kort daarop, na de folteringen van den kuil vier dagen lang verduurd te hebben,, blijmoedig zijn leven ten offer bracht.

Dat waren echte Apostelen! Apostelen in de glorie der wereld. Apostelen in de glorie des kruises.