PLAATJES EN PRAATJES 111

DOOR M. TIMMERS.

Gaven wij in de tweede aflevering van dezen jaargang (bidz. 41) een Indisch landschap, dat men, bij oppervlakkige beschou‘wing, voor een Hollandsch had kunnen verslijten, dezen keer bieden wij er U een, waarin wel niemand zich vergissen zal, (zie bldz. 106), een echt Indisch tafereeltje: een diepe vallei, waardoor een bergstroom bruist, links op de helling trapsgewijze oploopende sawah’s of rijstvelden; daarboven, en ook rechts van de rivier, woeste grond.

Het groote witte gebouw, met zijn opschrift: Bandoengsche Electriciteit Maatschappij, en waarvan U op blz. 112 een grootere afbeelding vindt, is een electrisch krachtstation. Zijn motorische kracht ontleent het aan een veel hooger gelegen stroompje, waarvan het water door twee reusachtige buizen, op de foto duidelijk zichtbaar, toegevoerd wordt.

In een land van bergen en water, gelijk de Preanger, Java’s paradijs, er een is, bestaat overvloedig gelegenheid om de „witte steenkool”, zooals men het water noemt, in electrische energie om te zetten. Bij de Regeering bestaat dan ook het plan, groote werken hiertoe aan te leggen, waarbij vergeleken de Bandoengsche onderneming maar kinderspel is.

De twee volgende plaatjes, hoezeer ook van elkaar verschillend: het eerste (zie blz. 114) lijkt weer aardig op een plekje van uw vaderland, het andere allerminst geven een blik op één en dezelfde rivier, de Tjitaroem, .wat vertaald luidt: de Indigorivier. Deze wringt zich bij Radjamandale door een kloof heen (blz. 115). Vanaf de heel in de hoogte hangende bamboe-brug