kende, het laatst van allen te mogen sterven. Als hem dit wordt toegestaan, neemt hij het kruisbeeld, dat hij als Karmeliet onder zijn kleed draagt, en hangt het met een koord om zijn hals. Met dit teeken der verlossing in de hand, doorloopt hij de rijen van het heldhaftig leger, uitroepende: ~Moed, beminde broeders, moed en vertrouwen! Kort is de strijd, eeuwig het loon; slaat uwe oogen op het Kruis; ’t is het beeld van uwen God, die uit liefde tot u een verschrikk'elijken gestorven; Hij verwacht u, om u binnen eenige stonden met de kroon der onsterfelijkheid te sieren.” Daarop wekt hij hen op tot berouw en geeft hun voor de laatste maal de H. Absolutie.

De beulen spannen hunne bogen: tien pijlen worden gericht op hetzelfde slachtoffer, en tien ijzeren punten dringen in het lichaam van eiken martelaar. Nu treden de onverlaten een weinig naderbij en met satanische behendigheid werpen zij hun lans, die trillend blijft steken, in het lijf der Christenhelden. Doch hun bloeddorst is nog niet verzadigd; met de klewang in de vuist werpen zij zich als verscheurende dieren op de zieltogende martelaren. Talloos zijn de wonden, die zij hun toebrengen en het rookend bloed kleurt het mulle zand. Het getier der beulen: „Al'lah lllahi Mohamed rasoel Allah, er is slechts één God en jMahomed is zijn profeet,” vermengt» zich met de zoete namen van Jezus en Maria, die van de lippen der martelaars vloeien, allengs verflauwend, totdat eindelijk, geheel de Christenschaar deerlijk verminkt dood ter aarde nederligt.

Het eerste van allen bezweek de zalige Broeder Redemptus a Cruce. Hij had zijn leven gegeven met een onverschrokkenheid een geloofsbelijder uit de eerste eeuwen der Kerk waardig. Van de waarheid van den katholieken godsdienst en van de valschheid van Mahomed’s leer legde hij met luider stemme getuigenis af. Door pijlen getroffen en met lanssteken doorboord, eindigde hij met de zoete namen op de stervende lippen zijn loopbaan, om de eeuwige vreugde binnen te gaan, voor hen bereid, die hun bloed ter liefde Gods vergieten.

Na deze algemeene slachting, bleef alleen nog de Vader over zoo noemden de Atjehers Pater Dionysius die zijn kinderen naar ’t eeuwig vaderland had vooruitgezonden.

Hij, de onoverwinnelijke aanvoerder dezer soldaten van Jezus Christus, zou niet op dezelfde wijze sterv'en als de anderen. Een grootere glorie, zoo mag men aannemen, dan zijne metgezellen.