sedert het begin der 19de eeuw, toen in alle missielanden de toestand erbarmelijk slecht was, tot de herleving en den bloei van het Katholicisme zooveel hebben bijgedragen.

Vooreerst het „Genootschap der Vreemde Missiën van Parijs". In 1919 telde dit Genootschap 35 bisdommen of Apostolische Vicariaten met 44 Bisschoppen en 1206 Fransche missionarissen, bijgestaan door 1073 inlandsche Priesters. Het aantal heidenen door deze missionarissen tot het ware geloof gebracht, bedraagt thans 1 652 759.

Vervolgens de Fransche Lazaristen, wier missiegebied 10 Vicariaten telt met 529 missionarissen, van welke 185 inlandsche Priesters zijn. Hun missiën tellen 600 560 Katholieken en 63 778 catechumenen.

Eindelijk de Paters van den H. Qeest, met op ’t oogenblik 237 missionarissen, waarvan 10 inlandsche Priesters, en in hun missiën 201 650 Katholieken en 74 856 catechumenen.

In den loop der 19de eeuw werden in Frankrijk nog verschillende andere missie-genootschappen gesticht, wier arbeid van denzelfden bloei getuigt.

Volgens tijdsorde gerangschikt zijn dit de voornaamste:

De Paters der H. H. Harten van Jezus en Maria (Picpus), gesticht in 1800.

De Oblaten van Maria, gesticht in 1815.

Het Gezelschap van Maria (Maristen), gesticht in 1816.

De Assumptionisten, gesticht in 1845.

Het Genootschap der Afrikaansche Missiën (van Lyon), gesticht in 1856.

De Witte Paters, gesticht in 1868.

Vervolgens nog meerdere andere stichtingen, zoowel voor Priester- als voor Broeder-inissionarissen.

Geen land ter wereld heeft aan de H. Kerk zooveel missionarissen geschonken als Frankrijk.

Katwijk a. d. Rijn, 19 Januari 1921