Ik heb u vroeger al eens gesproken van Sedan, het roemruchte, verscholen achter zijn wallen van kali-steenen aan den noordelijken voet van den Merapi. Sedan en zijn Sedanners, Oatèn Tegalloeroeng met ommelanders, (laat uw atlas maar liggen, ge vindt ze toch niet) dat alles drie kwartier gaans van Moentilan af.

De parochianen! Enkele patriarchen: Vader Abrahim, oud en "versleten, zijn rug is als de meridiaan van een kartonnen globe; zijn dorre handen beven en voelen koud aan, zijn gehoor is niet veel meer, maar zijn wil is goed. Een zes maanden geleden, voor zijn doopsel, had hij het zoover gebracht, dat hij de voornaamste gebeden van buiten kende. Nu bidt hij wel trouw zijn „Onze Vader“ en „Wees gegroet", maar de fijne kantjes zijn eraf.

Vlak bij hem woont een oud paar, reeds overgrootvader en -moeder. Hij is nog ter been, maar zij komt slechts met moeite buiten haar hutje ze is doof bovendien. Dat zijn onze oudste ouden.

Verder hoort tot de parochie de prabot of burgemeester, met vele kinderen, schoon- en klein-kinderen; Vader Haroen, een andere notabele, die zijn talrijk kroost heeft ondergebracht in de groote woning vlak tegenover den ingang van het dorp. Verder anderen, grooten en kleinen, mannen en vrouwen. Ons heilig geloof maakt hier gestadig vorderingen.

Maar zij allen wonen ver van onze kerk. Voor de ouderen desnoods geen bezwaar, maar voor gebrekkigen en kleinen wel. Sommigen hebben onze kerk nog nooit gezien. Wordt het nu zachtjesaan niet billijk, dat ook die armen van tijd tot tijd eens de H. Mis kunnen hooren? Hoeveel kinderen gaan niet naar school, voornamelijk onder de meisjes. Als wij hier maar een eenvoudig lokaal hadden, geschikt voor catechismus-onderricht, met iemand die ook in staat is lezen en schrijven te leeren, aan ’t hoofd; een kapelletje dus, of, zoo ge wilt, een schoolkapelletje. Geen mooi, steenen gebouw met gekleurde ramen en een torentje, doch een eenvoudig kapelletje met flinke bamboewanden, stevig in elkaar, tevens schoollokaal en catechismus-gebouw, waar ouden van dagen, kreupelen, lammen en dergelijke vrienden des Heeren bij wijlen in de gelegenheid worden gesteld de H. Mis bij te wonen.

Voor deze toekomstige kathedraal heb ik nu al twee kleine beeldjes, gekregen van Pater Rector, die ze ook weer ontving van vrienden der missie uit Holland. Nu ben ik op deze gedachte ge-