meldden reeds, dat de honden bij hen zelden grimmig zijn en blaffen; en ook van hun paarden, kleine beestjes met grootekoppen en lange manen, die veel op mongoolsche paardjes gelijken, is bekend, dat zij zelden trappelen van ongeduld! In Ijsland is het stil en rustig en elkeen leert er stil te zijn en te berusten. Zoo komt er over ’t volk een soort onverschilligheid, een flegma, wat nog bevorderd wordt door ’t feit, dat de harde, kale grond tóch niet tot noesten arbeid aanlokt en heel ’t eiland langen tijd geen industrie gekend heeft. Zij kennen niet het noeste en taaie van onze Hollandsche poldernaturen; ’t zijn meer meditatieve en droomerige karakters, die in hun flegma iets op de Engelschen lijken, maar hun energieken dadendrang geheel en al missen.

Deze onverschilligheid nu, dit passieve, dit gebrek aan energie teekent zich ook sterk in hun godsdienstige gevoelens af.

Hierin moet eenigszins de verklaring worden gevonden van ’t feit, dat na den marteldood van hun bisschoppen en na het langzaam uitsterven van hun priesters, alle IJslanders langzamerhand en als ’t ware ongemerkt verprotestantiseerd zijn en er géén Katholiek meer in Ijsland werd gevonden.

Maar evenzeer, of liever nog in sterker mate, is nu van talloos velen de overtuiging van hun Luthersche belijdenis ook zeer wankel en waardeloos. We zagen reeds dat de aard en het karakter van de IJslanders in vele opzichten overeenstemt met de gesteldheid en de natuur van hun land.

Nu is er in IJsland’s natuur een eigenaardig verschijnsel, dat men „Middernachts-zon” genoemd heeft.

Door de geographische ligging van het eiland, zijn er tijden in het jaar, waarop voor hen, ook ’s nachts, de zon niet ondergaat; d.w.z. dat de zonneschijf voor hen boven den horizon aan de lucht blijft. Zij zien dus ’s nachts de zon, al is het licht ervan zeer sterk getemperd, zoodat zij gemakkelijk in de zonneschijf kunnen staren, evenals wij dat soms hebben ten tijde van een zonsverduistering. Het is niet pik-donker dan, maar ook niet helder licht; ’t is grauw en vaal. Een Noorsche dichter zei hiervan :

„Es war nicht Tag, es war nicht Nacht

Es war ein eignes Granen.”

Een eigenaardig grauw.

Dit vage grauw is voor Ijsland bepaald karakteristiek. Niet