doch dat was niet het geval, hij bleef nog eenige dagen leven. Zoo kon ik hem, tot mijn groote spijt, niet tot het einde toe bijstaan; elders wachtten andere zielen om geholpen te worden.

Ik nam dus afscheid van hem. Hij was reeds te zwak om nog iets te zeggen, doch zijn handdruk en vooral de blik zijner oogen zeiden mij genoeg, hoe gelukkig en hoe dankbaar hij was. Toen ik dan ook eenige dagen later bericht kreeg, dat de man vreedzaam en kalm was gestorven, dankte ik het Goddelijk Hart, dat dit schaapje nog te elfder ure in den waren schaapstal had teruggevoerd.