Aanvankelijk vormden zij met de Huronen één volk, maar sinds langen tijd leefden zij met hen in onverzoenlijke vijandschap. Vonden de Huronen steun bij de Fransche kolonisten, hunnerzijds hadden de Irokeezen ijverige en bereidwillige medehelpers in de calvinistische Hollanders en Engelschen, die hun vuurwapenen verschaften, waardoor zij een groote overmacht hadden op de Huronen.

Reeds in 1640 schreef de missionaris P. Chaumonot: „voortdurend leven we in gevaar door de Irokeezen gevangen genomen en op dezelfde wijze behandeld te worden als de Huronen, onder wie wij leven.” Was het tot 1642 tot jaarlijksche strooptochten en overrompelingen beperkt gebleven, de onderlinge haat der beide volksstammen sloeg tegen het einde der veertiger jaren tot een volslagen vernietigingsoorlog over.

In’ 1648 namen de Irokeezen de missiepost Sint-Jozef stormenderhand. P. Ant. Daniël, die de vlucht zijner kudde dekken wilde, werd met het meerendeel zijner christenen gruwzaam vermoord. In Maart 1649 vielen de staties St. Ignatius en St. Lodewijk. Pater de Brébeuf en Pater Lalement stierven onder verschrikkelijke folteringen.

„Omtrent dezen tijd”, zoo verhaalt dezelfde P. Chaumonot, „was ik de zielzorger van een dorp (de Onbevlekte Ontvangenis), dat bijna geheel uit christenen bestond. De Irokeezen hadden een plaats aangegrepen, 10 mijlen van ons verwijderd. Dit was voor onze dapperen de gelegenheid uit te rukken en den aanval te helpen afslaan. Met hen trokken ook op de mannen van St. Magdalena. De vijand was echter sterker dan men vermoed had en onze mannen werden verslagen. Twee dagen later kwam het bericht, dat al onze krijgers of gedood of gevangen genomen waren. Tegen middernacht kwam deze noodlottige tijding aan. Wie beschrijft het geweeklaag, het gejammer en hartverscheurend geween, dat uit elke hut opsteeg! Daar riepen vrouwen om hare echtgenooten, moeders om hare zonen Plotseling greep de gegronde vrees, dat de overwinnaars ook hierheen konden komen, en het weerlooze dorp overvallen, een ouden man aan. Hij begon op den weg heen en weer te loopen en te roepen: vlucht, vlucht! Vooruit, eer de vijand komt en ons alles ontrooft! Op dezen roep snelde ik van hut tot hut om de catechumenen nog ijlings